GESCHIEDENIS VAN ONS SCHUTTERSGILDE
Van 1681 tot 2006 Klein-Zundert is steeds een aparte parochie geweest, waarschijnlijk ouder dan die van Zundert. Zij bestond al tegen het midden van de twaalfde eeuw.
Het centrum ervan lag toen bij buurtschap Raamberg, waar de eerste kerk stond. Nadat de roomse kerken in 1648 afgenomen of gesloten waren, is de eredienst een tijdlang gedaan in de pastorie, die ongeveer ter plaatse van de huidige kerk van Klein-Zundert lag, later in een schuurkerk. Merkwaardig is dat korte tijd daarna bij de inwoners van Klein-Zundert een sterke drang naar onafhankelijkheid opkwam. Ze wilden zich van Zundert afscheiden en een eigen gemeente vormen. Dit verlangen naar zelfbestuur was voor een niet gering deel ingegeven door de bedoeling los te komen van het protestantse bestuur van Zundert. Men dacht ook op het punt van de godsdienst vrijer te kunnen handelen als men de gemeentelijke zaken in eigen hand had.
In 1662 dienden die van Klein-Zundert daartoe een verzoek in.
Het bestuur van Groot-Zundert verzette zich sterk. Na geschillen, die ongeveer acht jaar duurden kwam een akkoord tot stand, waarin alles bij het oude bleef.
De zucht naar zelfstandigheid van ons dorpje blijkt uit het verzoek, dat op 6-juli 1681 is gedaan aan, Prins Willem III van Oranje, door schout en schepenen, en enige ingezetenen van Klein Zundert, om octrooi tot het oprichten van een Cloeveniersgilde. Met gunstig advies van Willem Bentinck, drossaard van Breda. Op 20 augustus 1681 verleende prins Willem III van Oranje de octrooibrief.
Hij is geheel op perkament geschreven, het eerste blad is met een fraaie tekening verlucht. Aan de bovenkant ziet men twee engeltjes, die een schild vasthouden, waarachter twee gekruiste geweren, op het schild staat St-Joris die de draak doodt.
Rechts en links zijn langs het blad bloemen getekend, onderaan staan drie schutters in ouderwetse kledij, een van hen schiet op een hoge paal de zogenaamde wip. Deze octrooibrief bevat 53 artikelen, waarvan de meeste vrijwel gelijkluidend zijn met de bepalingen in andere octrooibrieven.
Toch komen er enige afwijkingen voor.De schout en meier Johan van Bergen werd als eerste hoofdman aangewezen; na hem zou de toekomstige schout altijd overhoofdman van het gilde zijn.
Aan deze bepaling heeft het gilde ook in de moderne tijd de hand gehouden, zodat de burgemeester van Zundert altijd als overhoofdman wordt erkend en geïnstalleerd. Bij de meeste gilden, die dit gebruik onderhouden, treed de burgemeester als opperdeken op; daar staat hij derhalve onder de hoofdman.
Een ander artikel bepaalde dat er met inbegrip van het bestuur, slechts 40 leden mochten zijn. Zij moesten in handen van de schout een eed van trouw afleggen.
Als inkomgeld was 6 gulden bepaald en 6 stuivers voor de knecht. Dit bedrag was bij andere gilden meestal lager.
Onze patroonheilige is Sint Willibrordus. Hij was tevens de heilige waaraan de eerste kerk van Klein-Zundert was geweid. Het is dan niet meer dan logisch dat dit gilde dan ook aan hem zijn naam heeft verleend.
Willibrord, soms ook Willibrordus genoemd, wordt rond 658 geboren in Northumbrië, een koninkrijk in het noordoosten van Engeland. Al voor zijn geboorte heeft zijn moeder volgens verhalen een visioen: Willibrord gaat de wereld veranderen. Hij zal uiteindelijk met 11 andere missionarissen het Germaanse Nederland Christenen. Nu deed dat hij dat niet altijd met woorden of geweld. Hij verrichtte ook wonderen. Zo blijkt hij bij een feest aan gekomen te zijn waar al het drinken op was. Hij stak zijn staf in de kruiken en er verscheen wijn, vervolgens stak hij zijn staf in een vat bier en er verscheen op wonderbaarlijke wijze bier, zoveel dat het vat niet op leek te gaan. Wellicht dat dit specifieke wonder er wel toe heeft geleid dat wij nog steeds heel veel avonden vieren met dit gerstenat? Nadat hij ook nog kloosters stichtte en zelfs Bischop van Utrecht werd werd hij dan ook heilig verklaard.
Op vloeken, godslastering en ander slecht gedrag was een boete gezet van 24 stuivers, een zeer hoog bedrag, terwijl het reglement de boete op mindere vergrijpen niet gespecificeerd aangaf maar aan het bestuur overliet.
De teerdagen van ons gilde werden dan ook bepaald op 7 november, het feest van H. Willibrordus, en een of twee volgende dagen. Tegenwoordig twee dagen rond 7 november. Tot op de dag van vandaag wordt de eerste teerdag dan ook geopend met een Heilige mis waarin we onze overleden gildebroeders eren. Deze mis wordt voorgegaan door onze Gildeheer Hans van Geel de pastoor van Zundert.
Sint-Willibrordus van Klein-Zundert zou men met recht het gilde van de feestvieringen kunnen noemen. Met de regelmaat van de klok viert het zijn eeuwfeesten en lustra in Bourgondische uitbundigheid. In 1881 herdacht het zijn 200 jarig bestaan, dat op 9 oktober werd gevierd met een plechtige optocht. ’s-Morgens om 11 uren kwamen de schutters bijeen,in het lokaal van Charles Pilot, van waar de optocht vertrok. Deze bestond uit een heraut te paard, gevolgd door de harmonie “ Nut en Vermaak”.
In een rijtuig had het oudste lid plaatgenomen, de 84 jarige Snepvangers, die de oorkonde van prins Willem III in de hand hield. Hij was vergezeld van de hoofdman en de koning. Verder trokken de gilden mee van Alphen, Baardwijk, Bavel, Beek en Breda. Een rijtuig met bruidjes vertoonde het geschenk van Prins Alexander der Nederlanden, een etui met 12 vergulde zilveren lepeltjes. Dit werd op de schietwedstrijd gewonnen door een schutter uit Princenhage. Een praalwagen stelde de Zundertse handel en nijverheid voor. In de indrukwekkende stoet liepen niet minder dan 32 verenigingen mee. Als wanklank werd aangevoeld, dat het Zundertse Sint-Jorisgilde geweigerd had mee te doen. De gemeente was geheel verlicht. Een optocht met muziek, fakkels, Bengaals vuur en een prachtig vuurwerk besloot deze feestdag.
Het 250 jarig bestaan werd in 1932 op veel soberder wijze gevierd; de tijd was toen niet geschikt voor een uitbundig feest. (het is ook een jaar later dan 1931, het eigenlijke feestjaar). Het gilde was thuis bij Willem Herrijgers te Klein-Zundert (de grootvader van de latere hoofdman Wim Herrijgers). Op zondag 11 september vond een optocht plaats van de aangetreden gilden, gevolgd door een schietwedstrijd.
Maar in 1956 bij het 275 jarig bestaan organiseerde het gilde weer een prachtig herdenkingsfeest, met een optocht, een kermis, en een schietwedstrijd.
Klein-Zundert stond ongeveer een week in de bloemen en vlaggen. Dit gildefeest staat bij velen nog levendig in de herinnering; hier en daar ziet men al reikhalzend uit naar 1981. En dat was inderdaad een uitbundig feest met een grote optocht en wedstrijden op het feestterrein maar liefst 54 gilden uit binnen en buitenland namen deel aan dit gildefeest.
Het oudste gildeboek begint in 1758 en loopt door tot 1981, het 300 jarig bestaan, de geschiedenis gaat verder tot heden in een nieuw gildeboek geschonken door de gemeente Zundert.
Het oudste gildeboek bevat een massa aardige bijzonderheden, waarvan slechts de voornaamste in dit overzicht gegeven kunnen worden. In 1716 telde het gilde bijna honderd leden. In 1841 waren het er 48. Tussen 1825 en 1830 is niets ingeschreven, zodat het lijkt dat er toen een slordige secretaris of deken was, of dat de vereniging een crisis doormaakte.
Tegen het einde van de vorige eeuw is ook een op en neergang te bespeuren. In 1871 waren er 76 leden, 31 leden in 1898, en slechts 19 leden in 1916. Na de Tweede Wereldoorlog hervatte men na enkele jaren stilstand de activiteiten met circa vijftig man. Momenteel telt het gilde 32 leden.
In 1933 deed gilde Sint-Willibrordus voor 125 gulden afstand van het recht om op de wippenberg te schieten ( ongeveer op de hoek Wildertsedijk en Burgemeester-Manderslaan.Dit heeft vermoedelijk verband gehouden met de verhuizing van de gildenkamer naar kastelein Herrijgers te Klein-Zundert, wat in 1931 is gebeurd.
Voordien is het gilde vanaf 1906 thuis geweest bij Piet Doomen, later de kinderen Doomen in de Molenstraat ( thans supermarkt ), waar het in 1930 voor de laatste maal teerde.Van tevoren was het gildelokaal bij de weduwe Pellis te Klein-Zundert en daarvoor bij, Ch Pillot te Zundert.
Voor zover bekend hebben Jan Cornelis Pelles, en de voormalige keizer Piet Hereijgens het enige keizerschap van het gilde behaald. Overigens hebben zich met betrekking tot het keizerschap enige onregelmatigheden voorgedaan. Pelles werd betrekkelijk jong keizer. Tijdens zijn keizerschap ontstond tweemaal de kans, namelijk bij Schrauwen en Van Ginneken, dat er nog een keizer bijkwam. Vanwege het misverstand, dat er slechts een keizer kon zijn (wat niet juist is), of uit vrees dat meerdere keizers te duur zou worden ( zij hadden immers voor hun leven vrij gelag), haastte het gilde zich met de potentiële kandidaten een akkoord te sluiten, dat zij bij een derde verovering van het koningschap pas aanspraak zouden maken op de keizerstitel na de dood van Pelles. Dit was in strijd met her reglement en met de gebruiken.
Een gilde kan slechts een koning maar meerdere keizers te gelijk hebben. Het komt overigens zo zelden voor, dat het gilde bereid moet zijn de kosten hiervan te dragen. Van de andere kant hebben koningen, die tweemaal achtereenvolgens de vogel hadden geschoten, zich wel eens kandidaat gesteld voor het koningschap, terwijl zij door een andere koning weggeschoten waren en toch meenden dat de eerste twee koningschappen bleven tellen. Het keizerschap wordt pas verworven na drie achtereenvolgende koningstitels.
In de oudste periode schoot men om de vier jaren voor koning. Dit was gebruik geworden, omdat de vier Zundertse gilden deze afspraak hadden gemaakt, zodat elke kermis bij een der gilden koning schieten was. Omstreeks 1850, toen meerderen stonden te dringen om het keizerschap , heeft het gilde besloten om de acht jaren koning voor koning te schieten. Dit gebruik is lang gehandhaafd gebleven. Pas in 1962 is besloten het voortaan om de vier jaar te doen.
Het gilde moest in 1962 zijn schietbaan vernieuwen, die om redenen van veiligheid was afgekeurd en stond zodoende voor grote lasten. Om uit de geldzorgen te komen, organiseerde het in 1963 een kermis te Klein-Zundert. Dit werd jaren nadien herhaald zodat het een vaste gewoonte is geworden. Voorheen had het dorp geen eigen kermis gehad; die stond sinds die tijd vast voor het tweede weekend in oktober. De nieuwe doelen werden in 1962 uitgebreid, en weer verbouwd tot een schietbaan met zes schietpunten, die aan de moderne eisen voldoet. En daar zijn we nog steeds elke donderdagavond te vinden en op de zaterdagen dat we onze wedstrijden schieten.
Het cloeveniersgilde Sint-Willibrordus houdt de tradities van de gilden hoog. In alle opzichten floreert het gilde. Het kent broeders en zusters van alle leeftijden en er wordt nog veel geschoten in verschillende klassen. En soms vallen we zelfs in de prijzen. Wel wordt het tijd dat er weer wat nieuw bloed bijkomt om de oude tradities voort te kunnen zetten.
Mocht je interesse hebben in ons gilde of meer willen weten over het broederschap en de schietsport? Vraag dan om wat meer informatie of je een keertje langs kunt komen.